Het roodborstje

nr 6 op de route

Een vogel verdient een eigen naam

en een kleur, en soms wel twee.

Dus met verf en kwast ging God tekeer

in zijn schildersatelier.

Hij schilderde het klokje rond,

de mussen werden bruin.  

De Vlaamse gaai een toefje bont

de specht een rode kruin.

Toen alle vogels op ééntje na

van een kleur waren voorzien,

was God het schilderen best wel beu,

hij hield het voor gezien.

‘En ik dan?’, vroeg de roodborst boos,

‘blijf ik nu grijs en grauw?

Toe open weer je kleurendoos,

laat mij niet in de rouw.’

Maar God zei: ‘Zoek het zelf maar uit,

ik ben nu uit geschminkt.

De roodborst vloog zijn nestje uit

op zoek naar rode inkt.  

Hij vond een rozenstruik, vuurrood,

en kroop dicht tegen het blad.

Maar niet dat hij van kleur verschoot,

hij veranderde geen spat.

De liefde gaf hem nieuwe hoop,

hij floot een vrolijk lied. 

Maar alleen zijn wangen bloosden rood

zijn borst veranderde niet. 

Toen zocht het roodborstje de strijd

met een ekster, zeer brutaal.

Zijn borst zwol op van al die nijd,

maar zijn veren bleven vaal. 

Hij werd zo moe van al dat werk,

van zijn falen was hij zich zeer bewust. 

Zag de deur openstaan van de Beugense kerk

en op een kruisbeeld daar vond hij zijn rust.  

Een vreemde kroon droeg Christus’ zoon

van doornen, vals en wreed.  

De roodborst pikte uit de kroon  

een doorn die in ’t lichaam sneed.  

Een druppel bloed gleed uit de wond

en landde in het verenkleed.

‘Ja nu’, zei de vogel, nu met rood op mijn borst, 

‘zie je eindelijk hoe ik heet.’

 

© 2021, Geurt Franzen

naar een verhaal van Selma Lagerlöf

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Word 'Vriend van de Maasheggen'

Klik op onderstaande button, vul het formulier in en word ook 'Vriend van de Maasheggen'.

Word vriend
illustratie das