De kraai en de vos
nr 9 op de route
Een kraai zo zwart als een maanloze nacht
greep zijn kans bij een Beugense hoeve.
Waar een aantal kazen te rijpen lag,
nam de kraai er een weg om te proeven.
In een boom bij de Vilt, hoog gezeten,
begon de vogel van het kaasje te smullen.
Maar daar kwam de vos, die nog niet had gegeten
ook híj wilde zijn buikje graag vullen.
‘Lieve kraai, beste vriend’ sprak het vosje beleefd,
‘och wat glanzen je veren weer prachtig.
‘k Denk niet dat er in ’t bos nog ’n ander dier leeft
dat zo mooi is, dat geloof ik waarachtig.’
En de kraai, met de kaas in zijn bek nog geklemd,
beviel het vleien van het vosje heel erg goed.
‘’t allermooist’, zei de vos, ‘is beslist toch je stem.
Zelden hoorde ik een zang zo suikerzoet.’
‘Lieve kraai, wil je mij met een liedje verrassen,
dat je prachtige stem weer eens klinkt door het bos?’
Door het vleien verblind begon de kraai toen te krassen
en de kaas die viel recht in de muil van de vos.
© 2021 Geurt Franzen
naar een fabel van La Fontaine